El Niño y El Canario
Leonardo Favio
De Jongen en de Kanarie
De kanarie was een pracht
En zijn baasje een klein ventje
Dat met veel toewijding
Zorgde voor de zanger
Het was een prachtig exemplaar
Van een oranje kleur
Een gevangen zanger
Die zijn liedje moest brengen
Het was zo mooi om te horen
Uit zijn sonore keel
De diepe noot die huilt
In een constante rol
Zijn gezang gaf aan
Dat hij wat leed droeg
Want zonder vreugde
Was zijn lied een pijn
Op een dag zijn baasje
Het onschuldige kind
Dat zich vaak verwonderde
Bij het zien van de schitteringen
Van zulke goddelijke kleuren
En zo mooi gezang
Bracht zijn klacht naar de hemel
Want overwonnen door de tralies
Van de kleine gevangenis
In nostalgische agonie
Stierf zijn trouwe kanarie
Zonder de reden te begrijpen
Gevangen in diepe verdriet
Vulde hij zijn ogen met tranen
En met kinderlijke emotie
Haalde hij de gevangene uit de kooi
Legde met zijn lippen een kus
Op het roze verenkleed
En in zijn trillende hand
Bleef een roosje slapen
Dat een hartje had
De houten doos
De houten doos
Dezelfde die ooit
Kleurpotloden bevatte
Was de laatste woning
Van degene die in zijn leven
Van degene die in zijn leven
Zijn meest waardevolle bezit was
En in de tuin van zijn huis
En in de tuin van zijn huis
Op een zeer korte afstand
Van een legendarische walnoot
Huilde het arme kind
Huilde het arme kind
Terwijl hij het graf groef
Van zijn zingende kanarie