Cançó De Bressol
Joan Manuel Serrat
Wiegelied
«In de ochtend dauw, 's middags warmte, 's avonds de muggen: ik wil geen boer zijn.» En ik die in jouw armen in slaap viel met mijn mond tegen jouw borst. De liefde van een man had ons al verbonden voor die winterochtend waarop ik geboren werd. De herinnering aan die tijd, de wind neemt het niet mee: toen je brood spaarde om me boter te geven. «In de ochtend dauw, 's middags warmte, 's avonds de muggen: ik wil geen boer zijn.» Wiegelied dat toen al tegen me sprak over mijn opa die slaapt in de diepte van een ravijn, over een stoffige weg, over een witte begraafplaats, en over velden met druiven, tarwe en olijfbomen.
Over een maagd op een heuvel, over paden en sluiproutes, over al jouw broers die in de oorlog zijn gestorven. «In de ochtend dauw, 's middags warmte, 's avonds de muggen: ik wil geen boer zijn.» Jij bent de dochter van de droge wind en van een dorre aarde. Van een land dat je nooit bent vergeten ondanks de lange weg die je broers van bloed, je broers van taal, je lieten lopen, en je wilt nog steeds sterven terwijl je naar de mezen luistert, bedekt door het stof van dat arme land. «In de ochtend dauw... »