Hol Van Az a Krézi Srác?
Heaven Street Seven
Waar is die gekke jongen?
Het is tien jaar geleden, denk ik,
Dat er niets is gebeurd, niks, geen schik.
Alleen de seizoenen flonkerden in de lucht
En we schreven een prachtig verhaal,
Over een mooi meisje en een knappe knaap,
We hebben het toen goed voor elkaar gekregen.
Zeg, waar is die gekke jongen?
En dat oude meisje?
Ze zijn vast goed terecht,
Was het lente, herfst, winter of zomer?
Ik weet het niet meer,
Misschien was het er niet eens.
Twee bange spoken wachtten, dat ze dapper zouden zijn,
Maar die raakten snel verveeld en gingen met pensioen.
Ze werden hypercorrect, zoals het hoorde,
En een paar jaar later liepen ze naast elkaar op de lege straat.
Zeg, waar is die gekke jongen?
En dat oude meisje?
Ze zijn vast goed terecht,
Was het lente, herfst, winter of zomer?
Ik weet het niet meer,
De dood weet het.
Zeg, waar is die gekke jongen?
En dat oude meisje?
Ze zijn vast goed terecht,
Was het lente, herfst, winter of zomer?
Ik weet het niet meer,
De dood weet het.
Zeg, waar is die gekke jongen?
En dat oude meisje?
Ze zijn vast goed terecht,
Was het lente, herfst, winter of zomer?
Misschien was het er niet eens,
De dood weet het.