Nuit et brouillard
 Jean Ferrat
 Jean Ferrat
Nacht en nevel
Ze waren twintig en honderd, ze waren duizenden
Naakt en mager, trillend, in die verzwaarde wagons
Die de nacht scheurden met hun kloppende nagels
Ze waren duizenden, ze waren twintig en honderd
Ze dachten dat ze mensen waren, maar waren niet meer dan cijfers
Hun dobbelstenen waren al lang geworpen
Zodra de hand weer valt, blijft er slechts een schaduw over
Ze zouden nooit meer een zomer zien
De monotone en haastige vlucht van de tijd
Nog een dag overleven, een uur, volhardend
Hoeveel rondjes, stops en vertrekken
Die maar doorgaan met het distilleren van de hoop
Ze heetten Jean-Pierre, Natacha of Samuel
Sommigen baden tot Jezus, Jehovah of Vishnu
Anderen baden niet, maar wat maakt het uit voor de hemel
Ze wilden gewoon niet meer op hun knieën leven
Niet iedereen bereikte het einde van de reis
Kunnen degenen die terugkwamen gelukkig zijn?
Ze proberen te vergeten, verbaasd dat op hun leeftijd
De aderen in hun armen zo blauw zijn geworden
De Duitsers loerden van de uitkijkposten
De maan zweeg zoals jullie zwegen
Kijkend in de verte, kijkend naar buiten
Jullie vlees was zacht voor hun politiehonden
Men zegt me nu dat deze woorden niet meer tellen
Dat het beter is om alleen maar liefdesliedjes te zingen
Dat het bloed snel opdroogt als het de geschiedenis ingaat
En dat het niets helpt om een gitaar te pakken
Maar wie is er groot genoeg om me te stoppen?
De schaduw is menselijk geworden, vandaag is het zomer
Ik zou de woorden draaien als het nodig was
Zodat op een dag de kinderen weten wie jullie waren
Jullie waren twintig en honderd, jullie waren duizenden
Naakt en mager, trillend, in die verzwaarde wagons
Die de nacht scheurden met jullie kloppende nagels
Jullie waren duizenden, jullie waren twintig en honderd












