Chernoglazaya Kazachka
Dmitri Hvorostovsky
Zwartogige Kozakkenmeisje
Zwartogige kozakkenmeisje
Sloeg een hoefijzer voor mijn paard.
Zij vroeg om zilver van mij,
Haar werk was niet duur, dat is waar.
Hoe heet jij, meisje?
En het meisje zegt:
Je hoort mijn naam wel,
Vanonder het getrappel van hoeven.
Ik reed door de straat,
Schoot over de weg.
Over het pad tussen de bruinen,
Tussen de grijzen, tussen de rotsen.
Masha, Zina, Dasha, Nina?
Het lijkt wel of het niet haar is.
Katja, Katja, ze maken
Voor mij de hoefijzers van het paard.
Sinds die tijd rijd ik stapvoets,
Of galopperend, dat kan ook.
Katja, Katja, Katarina,
Flonkerend fluister ik zo.
Wat voor een domkop is dat,
Ik heb toch een andere, weet je!
Maar Katja, als een lied,
Komt niet uit mijn borst, dat is niet te zeggen.
Zwartogige kozakkenmeisje
Sloeg een hoefijzer voor mijn paard.
Zij vroeg om zilver van mij,
Haar werk was niet duur, dat is waar.
Hoe heet jij, meisje?
En het meisje zegt:
Je hoort mijn naam wel,
Vanonder het getrappel van hoeven.