Qué Poca Cosa
Cafe Quijano
Wat een onbenulligheid
Met mijn voeten tegen de blikken,
Steen gooien naar de honden,
Zoekend onder de rokken
Die de trappen opkomen.
Ze zeggen dat hij goed onderwijs had
En meer geld dan hij nodig had,
Haar als een gek, helemaal gek,
Uiterlijk als een heilige, maar een slimme heilige;
Tel de tegels op de stoep, wat een onbenulligheid!
Wat een onbenulligheid is het leven,
Wat dichtbij is de gekte,
Haal me uit mijn twijfels,
Ik wil weten
Hoe je zo veel bitterheid leeft.
Slaapt in een badjas en sokken,
Maakt drie knopen in zijn laarzen,
Met lange, zwarte nagels
Woelt hij in zijn vette haar.
Steelt de kranten in de kroegen,
Drukt op de bellen bij de portieken,
Heeft de trekjes van een kind,
Kijkt in etalages,
Draagt een rozenkrans in één hand
En bidt nooit.
Wat een onbenulligheid is het leven,
Wat dichtbij is de gekte,
Haal me uit mijn twijfels,
Ik wil weten
Hoe je zo veel bitterheid leeft.