Tu Scendi Dalle Stelle

Jij daalt van de sterren, o Koning van de hemel,
en komt in een grot, in de kou en de vries. (2 v.)
O mijn goddelijke Kind,
ik zie je hier beven;
o gezegende God!
Ah, wat kostte het je om mij lief te hebben! (2 v.)

2. Aan jou, die de Schepper van de wereld bent,
ontbreken kleren en vuur, o mijn Heer. (2 v.)
Lieve gekozen kindje,
hoe meer deze armoede
mij verliefd maakt,
want het maakte je nog armer door de liefde. (2 v.)

3. Jij laat de mooie vreugde van de goddelijke schoot,
om te lijden op dit hooi. (2 v.)
Zoete liefde van mijn hart,
waar heeft de liefde je naartoe gebracht?
O mijn Jezus,
waarom zoveel lijden? Voor mijn liefde! (2 v.)

4. Maar als het jouw wil was om te lijden,
waarom wil je dan huilen, waarom jammeren? (2 v.)
Mijn Jezus, ik begrijp je zo goed!
Ah, mijn Heer!
Je huilt niet uit verdriet, maar uit liefde. (2 v.)

5. Jij huilt omdat je ziet dat ik ondankbaar ben
na zo'n grote liefde, zo weinig bemind!
O geliefde van mijn hart,
Als het ooit zo was, verlang ik nu alleen naar jou.
Lieve, huil niet meer, want ik hou van je en ik hou van je. (2 v.)

6. Jij slaapt, mijn Kind, maar ondertussen is het hart
niet in slaap, nee, maar waakt elk uur.
Ach, mijn mooie en pure Lam,
waar denk je aan? Zeg het me. O immense liefde,
ik denk eraan om voor jou te sterven. (2 v.)

Dus om te sterven voor mij, denk je, o God
en iets anders, buiten jou, kan ik liefhebben?
O Maria, mijn hoop,
als we jouw Jezus te weinig liefhebben, word dan niet boos,
hou van hem voor mij, als ik niet kan liefhebben! (2 v.)