Cançó de Suburbi
Toti Soler
Lied van de Voorstad
Ik hou van de verwaarloosde tuin
Die lijdt onder de fabriek
En ik geniet van het draaien van mijn leven
In dit onverschillige landschap
En ik geniet van het winderige moment
Mensen met salade en een snack
Een meisje met een scherpe blik
En een lied dat doet huilen
En de bescheiden man die in de lucht leert
Met een dappere voorhoofd en een slaafse blik
En hij gaat met een pet en espadrilles
Met een pakketje en een blauwe outfit
Hier zie ik de wereld zich voor me openen
Koud en vreselijk als de dood
En zo kleinzielig en zo arm
De bel van mijn hart!
Van de schreeuwers vlucht de menigte
En op mijn gezicht is er geen sluier
En ik kan mijn naakte ziel bekijken
Zonder enige vrees
Ik hou van de verlaten tuin
De sombere perzikboom die sterft
En de zilveren haring
Een kan van bloed, gouden tomaat
Ik volg jullie waanzin
Vreemde mannen met mooie tanden
Die weer terugkeren naar de ellende
Een beetje gelukkiger!
Tijdens de kwellingen, tijdens het lijden
Traan, roos, parel en kus
Laat dit hart en deze aderen duren
Laat dit oog dat niets ziet, duren
Gekleed in vuur dat de vreugde verscheurt
Dans voor mij! Trouwe man
Kom, laten we onze pijp roken
Op het maagdelijk gras
Vertel me de levendige wonderen
Van jouw werk, van jouw kwelling
Onder het concert van de sterren
Laten we rustig roken.