Poema (hombre Que Mira Al Cielo)
Sin Dios
Poëem (man die naar de hemel kijkt)
Terwijl de vallende ster voorbijgaat
verzamel ik deze onmiddellijke wens,
hoeveelheden van diepgewortelde en belangrijke verlangens.
Bijvoorbeeld dat de pijn mijn woede niet dempt,
dat de vreugde mijn liefde niet ontwapent,
dat de moordenaars van het volk hun
kiezen, hoektanden en snijtanden inslikken
en verstandig hun lever bijten.
Dat de tralies van de cellen
van suiker worden of zich buigen uit medelijden,
en mijn broeders opnieuw kunnen
houden van de liefde en de revolutie.
Dat wanneer we de meedogenloze spiegel onder ogen zien
we niet vervloeken of onszelf vervloeken.
Dat de rechtvaardigen vooruitgaan,
ook al zijn ze imperfect en gewond.
Dat ze volhardend zijn als bevers,
solidair als bijen, dapper als jaguars.
En dat ze al hun 'nee' vasthouden om de grote
bevestiging te installeren.
Dat de dood zijn walgelijke stiptheid verliest.
Dat wanneer het hart uit de borst springt
het de weg terug kan vinden.
Dat de dood zijn walgelijke en brute
stiptheid verliest,
maar als hij op tijd komt, ons niet dood van
schaamte vangt.
Dat de lucht weer ademhaalbaar en van iedereen is.
En dat jij, meisje, vrolijk en pijnig
je ziel in je ogen legt.
En je hand in mijn hand legt, en verder niets.
Want de hemel is alweer somber en zonder
sterren.
Met een helikopter en zonder god.