Parabién de La Paloma
Rolando Alárcon
Gefeliciteerd, De Duif
De duif is dood
en de duifjes weten het niet.
Sta op, duifje,
- zei hij, zei hij -,
we gaan trouwen
zodra het licht wordt.
Wat een treurige felicitaties
moet ik zingen.
De duif is dood
en de duif huilt.
Arm dit duifje,
waar zal hij naartoe vliegen?
Er zullen geen lichten in de kerk zijn,
er zullen geen vreugde of gezang zijn.
Wat een treurige felicitaties
moet ik zingen.
De duif is dood,
doodgeschoten met een kogel.
Een man keek toe
met een geweer in zijn hand.
Ze bleven wachten
in de kerk, zijn broers.
Wat een treurige felicitaties
moet ik zingen.
De duif is dood,
met tranen blijft een kind achter.
De man met het geweer
weet niet wat liefde is.
Hij is nooit een tempel binnengegaan,
nooit een kaars aangestoken.
Wat een treurige felicitaties
moet ik zingen.
De duif is dood,
vermoord door een lafaard
wetende dat hij onschuldig was;
laten we de schuldige straffen.
De duif vergeeft het niet,
zijn moeder vergeeft het niet.
Wat een treurige felicitaties
moet ik zingen.
De duif is dood,
dames en heren hier aanwezig.
De man verkocht het geweer;
vervolgde de dood
door op broeders te schieten,
werd continenten verwoest.
Wat een treurige felicitaties
moet ik zingen.