RUTH

Vraag me niet om je te verlaten
Ik zal niet van je weggaan
Want waar jij ook gaat, ga ik mee
En waar jij ook woont, zal ik wonen

Jouw volk zal mijn volk zijn
En jouw God zal mijn God zijn
Waar jij woont, zal ik wonen, ik zal wonen
En waar jij sterft, zal ik sterven, ik zal sterven

Laat de dood mijn beloning zijn
Zo maakt God het met mij
En voeg me nog iets toe als ik ooit
Je zou verlaten

Laat de dood mijn beloning zijn
Zo maakt God het met mij
En voeg me nog iets toe als ik ooit
Je zou verlaten

Vraag me niet om je te verlaten, want ik zal je nooit verlaten
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen.)
Waar jij ook gaat, daar zal ik zijn
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)
Waar je woont, zal ik wonen en waar je sterft, zal ik sterven
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)

Jouw volk zal mijn volk zijn en jouw God zal ik ook hebben
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)
Ook al laat iedereen je in de steek, ik zal je nooit verlaten
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)
Waar je woont, zal ik wonen en waar je sterft, zal ik sterven

(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)
(Ik ga niet weg, ik ga niet weg, waar je woont, zal ik wonen)