Oso carpintero.
Pedro Infante
De timmerbeer
Er was eens een timmerbeer
Die leefde heel arm
Hij huilde omdat zijn beertjes
Hongerig om hem vroegen
De ekster stal zijn hamer
Spijkers en zaag
Hij huilde omdat zijn gereedschap
Hij niet kon kopen
Hé schatje, ik wil brood-
Lieve schat, dat is er niet-
Een mooie en rijke hert
Die de pijn van de beer hoorde
Gaf hem veertig munten
Voor gereedschap en materiaal
En de beer met zijn zes beertjes
Maakte fietsen
Met wielen van zoete sinaasappels
En met zijn toeters (piep, piep)
De katten kochten ze allemaal
Om te racen
Tegen de konijntjes
Van het koninklijk paleis
En hiermee verdiende hij een fortuin
En gaf hij het hert een festival
En nu heeft hij zo'n grote schat
Dat hij elk beertje heeft gegeven
Drie zakken vol goud
Duizend speeltjes, honing en brood