Lua
Pedro Abrunhosa
Luna
Weer een dag die eindigt
en de stad lijkt te slapen,
vanaf het raam zie ik het licht dat op de grond valt
en denk ik aan jou bezitten.
Nacht na nacht, al heel lang,
ga ik weg zonder te weten waarheen,
roep ik je, in de schaduw van de straten,
maar alleen de maan weet wie ik ben.
Maan, maan,
ik wil je glans zien,
maan, maan, maan,
ik wil je glimlach zien.
Neem me mee,
laat me zien waar je bent,
want de ergste straf
is zo te leven, zonder licht of rust,
alleen met het gewicht van de weg
terug die ik heb afgelegd...
Maan, ik wil je glans zien,
in het maanlicht, in het maanlicht.
Mannen met hoeden en lange sigaretten
zwerven door de straten met blikken vol niets,
vrouwen half naakt leunend tegen de muur
geven me signalen die ik doe alsof ik niet begrijp.
De nachten zijn gek, die ik zonder slaap doorbreng,
gedraaide nachten.
De bars zijn gesloten, er is nergens meer om te drinken,
deze donkere stilte laat me niet in slaap vallen.
Gek zijn de nachten.
Refrein
Er is geen verlangen zonder terugkeer, er zijn geen nachten zonder
ochtendgloren,
Ik hoor in de verte de gitaren, waarmee ik zal vertrekken,
in de mist bouw ik mijn weg.
Gek zijn de nachten, die ik zonder slaap doorbreng,
gedraaide nachten.
Gek zijn de nachten, die ik zonder slaap doorbreng,
gedraaide nachten...