The Parade of Battlers
Otoha
De Parade van Strijders
Ik dwaal door een onacceptabele tragedie,
De onuitwisbare temperatuur, fluisterend blauw in mijn ogen.
Ruwe vlekken laten hun littekens na,
Rouwend om de dagen van toen, verloren ergens.
Als het leven eindigt, kropen we naar de horizon,
Ik wil gewoon mooi leven, dat is alles.
Waarom verschillen mijn voeten van mijn gedachten?
Waarom hoor je me niet?
De liefde en haat draaien in een verwarrend verhaal,
Vaarwel tegen de saaie concepten,
De chaos van de menigte is ongelooflijk,
De schijn van leugens is meesterlijk.
Zet aan, sleur en onthul het,
Lanceer alle eilanden omhoog,
Zelfs de vloek van iemand lijkt,
Te versmelten als een schaduw.
Ik zoek niet naar een monster,
Zij die zich voordoen als mensen.
Het lijkt wel de sprankeling van een heldere ster,
Blauw en glanzend als het maar zijn kan.
Laten we nog verder gaan, onze vooruitgang is te klein,
Laten we de belachelijke loten van bloemen,
Een unisono parade laten horen,
Laten we de optocht van de eenzamen nu beginnen.
Alles in deze wereld is niet zo lelijk of mooi,
Zoals je denkt, het maakt niet uit.
Geboren om te sterven, zo niet te verdwijnen,
Iemand van de lucht vroeg de ware wijsheid.
Uiteindelijk sta op en kniel weer op,
Snijd de gebeden, het is tevergeefs,
Wat maakt het uit, dat is zo zachtaardig,
De kleurloze wegen van beiden in glas.
Ook al zijn ze gebroken, ze kunnen de dans niet verstoren,
Wat een grap," roep ik, lachend,
Een nieuwe vastberadenheid duurt voort.
Verbrandend van honger, sta ik naast je,
De vlam van weleer, nog steeds smeulend,
Zelfs de wrok die ik draag,
Brandt op in onze wraak.
Zelfs de demon heeft geen eeuwigheid,
Tussen ons is er geen einde,
Als het zo is, waarom niet gewoon als een spel,
Laten we eens iets voorstellen.
Geen gespring meer, onnodig geslijp,
De lege straten worden gevuld,
Laat het niet stoppen, verbrand het door,
De parade van eenzamen is nog maar net begonnen.
Geen liefde, geen liefde, daar is geen liefde,
Niets is er, niets is er, de waarheid is er niet.
Slechts één ding, slechts één ding,
Eén iemand op deze wereld, slechts één,
Met fanatieke wantrouwen,
En leven als nooit tevoren.
Zet aan, sleur en onthul het,
Lanceer alle eilanden omhoog,
Zelfs de vloek van iemand lijkt,
Te versmelten als een schaduw.
Ik zoek niet naar een monster,
Zij die zich voordoen als mensen.
Het lijkt wel de sprankeling van een heldere ster,
Blauw en glanzend als het maar zijn kan.
Laten we nog verder gaan, onze vooruitgang is te klein,
Laten we de belachelijke loten van bloemen,
Een unisono parade laten horen,
Laten we de optocht van de eenzamen nu beginnen.