Mierda Y Cuchara
Marea
Stront en Lepel
Vertel me, zeg me, wie heeft je de zee van wimpers gegeven?
En nu is de kade van mest de hoek van de kussen geworden
Dorst naar citroen, wiegen als de rietpluimen
En in de holte van mijn rug hangt je nest ondersteboven
En elk ei dat gelegd wordt is niets en elke kus op de mond is niets
Alsof er niets is gebeurd
Een spoor van de Maan zal ons huis zijn
Van deze Maan zo hoerig met zilveren borsten
Zal het wiegen van de vrijheid zijn
Die vastgehouden wordt voor jou en voor mij in de elastiek van haar onderbroek
Vertel me over de regen, over de dagen van stront en lepel
Over de vreemde rotzooi van de liefde, wanneer er niets ontbreekt
Want ik weet dat weten niet hielp om je lippen te beschadigen
En dat je alles over hebt wat daarna komt, van ik hou van jou en ik ook
En mijn uitgetrokken rib is niets, en elke gebroken trilling is niets
Dat we waren, zijn en altijd niets zullen zijn
Een stortbui van zonnen zal op ons bed vallen
Dat alleen maar houdt van natte benen
En ons laten vangen, dat is niet nodig
Om op te staan, jij als de Maan in hitte en ik als een geit
Ik zal, zonder het te willen, met stilte, sterren, je kamer besproeien
Die niet meer verlangt dan de schreeuw van het papier waarop ik mijn werk heb geschreven
Dat nooit meer iets zal dienen als het gedonder in niets blijft
Wanneer zijn sap niets meer bewaterd
Een spoor van de Maan zal ons huis zijn
Van deze Maan zo hoerig met zilveren borsten
Zal het wiegen van de vrijheid zijn
Die vastgehouden wordt voor jou en voor mij in de elastiek van haar onderbroek