Le P'tit Bonheur
Félix Leclerc
Het Kleine Geluk
Het was een klein geluk
Dat ik had opgeraapt
Het was helemaal in tranen
Aan de rand van een greppel
Toen hij me zag voorbijgaan
Begon hij te schreeuwen: Meneer, neem me mee
Neem me mee naar uw huis
Mijn broers hebben me vergeten, ik ben gevallen, ik ben ziek
Als u me niet oppakt, ga ik dood, wat een ellende!
Ik zal klein, teder en gehoorzaam zijn, dat beloof ik u
Meneer, ik smeek u, bevrijd me van mijn marteling
Ik nam het kleine geluk
En stopte het onder mijn vodden
Ik zei: Hij mag niet sterven
Kom maar in mijn huis
Toen het kleine geluk
Geneesde het
Aan de rand van mijn hart was er een lied
Mijn dagen, mijn nachten, mijn pijn, mijn rouw, mijn leed, alles was vergeten
Mijn leven als werkloze, ik had er een hekel aan om het opnieuw te beginnen
Wanneer het buiten regende of wanneer mijn vrienden me pijn deden
Nam ik mijn kleine geluk en zei: Jij bent mijn koningin
Mijn geluk is gaan bloeien, het heeft knoppen gekregen
Het was het paradijs
Dat zag je op mijn voorhoofd
Maar op een mooie ochtend terwijl ik dit refrein fluit
Is mijn geluk vertrokken
Zonder me de hand te geven
Ik heb nog zo mijn best gedaan om te smeken, te vertroetelen, hem scènes te geven
Hem de grote leegte te tonen die hij me in mijn hart bezorgde
Hij ging altijd weg, met opgeheven hoofd, zonder vreugde, zonder haat
Alsof hij de zon in mijn huis niet meer kon zien
Ik heb wel gedacht te sterven
Van verdriet en verveling
Ik was gestopt met lachen
Het was altijd nacht
Ik had alleen de vergetelheid
Ik had alleen de minachting
Uiteindelijk zei ik tegen mezelf: ik heb nog het leven
Ik nam mijn stok weer op, mijn rouw, mijn pijn en mijn vodden
En ik stamp met mijn voeten in landen van ongelukkigen
Vandaag als ik een fontein of een meisje zie
Maak ik een grote omweg of sluit ik mijn ogen
Maak ik een grote omweg of sluit ik mijn ogen