An den Mond (J. W. Goethe)
 Konstantin Wecker
 Konstantin Wecker
Aan de Maan (J. W. Goethe)
Vul weer bos en dal
Stil met nevelglans,
Los eindelijk ook eens
Mijn ziel helemaal;
Breid over mijn veld
Verzachtend mijn blik,
Als de milde ogen
Van een vriend over mijn lot.
Elke nasmaak voelt mijn hart
Blij- en treurige tijd,
Wandel tussen vreugde en pijn
In de eenzaamheid.
Stroom, stroom, lieve rivier!
Nooit word ik weer blij,
Zo vervlogen grap en kus,
En de trouw zo.
Ik bezat het ooit,
Wat zo kostbaar is!
Dat men toch tot zijn kwelling
Het nooit vergeet!
Ruis, rivier, langs het dal,
Zonder rust en rust,
Ruis, fluister mijn lied
Melodieën toe,
Als je in de winternacht
Woedend overstroomt,
Of om de lentepracht
Van jonge knoppen groeit.
Gelukkig, wie zich voor de wereld
Zonder haat afsluit,
Een vriend aan de borst houdt
En daarmee geniet,
Wat, door mensen niet geweten
Of niet overwogen,
Door het labyrint van de borst
Wandelt in de nacht.









