Il Était Une Fois À La Cour D'Eisenach (La Légende De Kleinzach)
Joseph Calleja
Er Was Eens Aan Het Hof Van Eisenach (De Legende Van Kleinzach)
Er was eens aan het hof van Eisenach
Een klein mannetje dat Kleinzach heette!
Hij droeg een hoge hoed
En zijn benen, en zijn benen maakten klik klak
Klik klak, klik klak, daar is Kleinzach!
Hij had een bult als buik
Zijn voeten leken wel uit een zak te komen
Zijn neus was zwart van de tabak
En zijn hoofd, en zijn hoofd maakte krak krak
Krak krak, krak krak, daar is Kleinzach!
Wat betreft de trekken, de trekken van zijn gezicht
Ah! Zijn gezicht was charmant!
Ik zie het voor me, mooi, mooi als de dag waarop ik achter haar aan rende
En als een gek het ouderlijk huis verliet
En vluchtte door de dalen en bossen!
Haar haar, haar haar in donkere vlechten
Wierp zijn warme schaduw over haar elegante vlucht
Haar ogen, haar ogen omhuld met blauw
Gaven haar een frisse en pure blik
En, terwijl onze wagen zonder schokken voortging
Draagden onze harten en liefdes, haar vibrerende en zachte stem
Naar de hemel die luisterde, zong dit overwinnende lied
Wiens eeuwige echo weerklinkt in mijn hart!
Oh, vreemde geest! Wie zie je daar?
Kleinzach? Ik heb het over haar
Nee! Niemand! Niets!
Mijn geest raakt in de war... Niets!
En Kleinzach is beter, hoe misvormd hij ook is!
Wanneer hij te veel jenever of rak drinkt
Moet je zien hoe de twee flappen van zijn jas wapperen
Als gras in een meer
En het monster, het monster maakte plons plons
Plons plons, plons plons, daar is Kleinzach!