Banane e Lampone

De klok slaat één, jij bent buiten, wie weet waar
ik loop naakt door het huis, zeg me, is dit leven?
jij die met vriendinnen uitgaat (zeg)
ik die hier blijf denken (nu)
of het echt waar is of je met iemand anders bent
ik kijk een beetje tv, er ligt kip in de koelkast
ik eet en probeer je bewegingen en woorden voor te stellen
ik ben een beetje jaloers (dom)
maar ik hou echt van je (echt)
ja, autonomie is fijn, maar vergeet niet dat je van mij bent
banaan framboos, wie was er bij jou (wie was er vanavond)
ik ben jouw liefde, je bent alleen van mij
ik open een avonturenboek, het is een nieuwe afleiding
ik zou willen bellen, ik moet me een beetje uiten
ik ben behoorlijk nerveus (nerveus)
het is twee uur en jij bent ver weg (ver weg)
bijna val ik op mijn voeten, ik ga naar Mari's huis
ik hoorde de lift, sleutel draait in de deur
ik doe alsof ik slaap en jij wilt praten
ik was aan het kletsen (uren)
af en toe, weet je, dat moet (dat moet)
ze hebben allemaal problemen, gelukkig heb ik jou, liefde
banaan framboos, wie was er bij jou (wie was er vanavond)
ik ben jouw liefde, je bent alleen van mij
banaan framboos, wie was er bij jou
ik ben jouw liefde, je bent alleen van mij