Lo mato
Estopa
Ik maak hem af
“Oh, vaarwel maatje kat!” hoe vaak heeft hij het me gezegd
Die schoft, mijn maatje.
En ik ga hem afmaken. Waarom?
Omdat hij me kat noemt. Hier is iets aan de hand
En ik ga het hem vertellen, luister goed!
De kat jaagt de muis. De muis eet de kaas.
De kaas komt van de melk, de melk komt van de koe.
De koe heeft twee hoorns.
Oh, oh! Ik maak hem af, oh, oh! Ik draai hem om,
Waarom? Waarom? Waarom?
Omdat hij zegt dat, dat ik het zeg ja.
Omdat hij zegt dat, dat ik het zeg ja.
Omdat hij me kat noemt, ga ik hem afmaken
Mijn maatje, ik ga hem afmaken
Omdat hij me kat moet noemen
Oh mijn maatje, die ik zo graag heb.
Als de hond klein is, noemen ze hem puppy
Maar als hij groot is, noemen ze hem hond.
En als de geit klein is, noemen ze hem kabouter
Maar als hij groot is, noemen ze hem
Oh, oh! Ik maak hem af, oh, oh! Ik draai hem om,
Waarom? Waarom? Waarom?
Omdat hij zegt dat, ik het zeg ja.
Omdat hij zegt dat, ik het zeg ja.
Omdat hij me kat noemt, ga ik hem afmaken
Simpelweg omdat hij me kat noemt, ga ik hem afmaken
Simpelweg omdat hij me kat noemt, ga ik hem afmaken
Ik maak hem af, ik maak hem af, ik maak hem af, ik maak hem af.
Als de zigeuner klein is, noemen ze hem zigeunertje
Maar als hij groot is, noemen ze hem caló.
Als de domme klein is, noemen ze hem dommetje
Maar als hij groot is, noemen ze hem dommerik.
Ze noemen me de domme omdat ik een zintuig mis.
En jou ontbreekt iets anders, en jou ontbreekt iets anders
Dat de domme heeft opgegeten.
Oh, oh! Ik maak hem af, oh, oh! Ik maak hem af,
Waarom? Waarom? Waarom?
Omdat hij zegt dat, ik het zeg ja.
Omdat hij zegt dat, ik het zeg ja.
Omdat hij me kat noemt, ga ik hem afmaken
Simpelweg omdat hij me kat noemt, ga ik hem afmaken
Omdat hij me kat moet noemen
Ik maak hem af, ik maak hem af, ik maak hem af, ik maak hem af.
Kijk eens wat mijn maatje heeft gedaan.
Die heeft me kat genoemd.