De L'autre Côté De La Rue
Édith Piaf
Aan de Overkant van de Straat
De muren die barsten, een smalle trap
Een oude zolder en hier ben ik thuis
Een bed dat wiebelt, een scheve tafel
Een petroleumlamp en hier ben ik thuis
Maar 's avonds, als de somberheid me binnendringt
En mijn hart niet te ongelukkig is
Trek ik de gordijnen van mijn raam open
En knipper met mijn ogen
Aan de overkant van de straat
Is er een meisje, een mooi meisje
Die heeft alles wat ze nodig heeft en zelfs het overbodige
Aan de overkant van de straat
Ze heeft geld, sieraden, auto’s
Zijden lakens, huizen, bontjassen
Aan de overkant van de straat
Is er een meisje, een mooi meisje
Als ik maar een kwart had, zou ik niet meer willen
Aan de overkant van de straat
Ik kende hem nauwelijks, we hadden elkaar drie keer gezien
Maar aan het eind van de week kwam hij bij me thuis
In mijn kamer op de zevende, aan het eind van de gang
Flüsterde hij: Ik hou van je, ik zei: Ik aanbid je
Hij overspoelde me met kussen, met strelingen
Ik verlang niet meer naar iets tussen zijn armen
En als ik zijn ogen vol tederheid zie
Dan zeg ik zachtjes tegen mezelf
Aan de overkant van de straat
Is er een meisje, een mooi meisje
Die niets weet van de liefde of van zijn verloren vreugden
Aan de overkant van de straat
Ze kan haar meneer houden die ze haat
Haar mooie sieraden, al haar luxe en de rest
Aan de overkant van de straat
Is er een meisje, een arm meisje
Die gewoon somber kijkt met een treurig en verloren gezicht
Aan de overkant van de straat