Anaclara
Daniel Viglietti
Anaclara
Met een spuitpen
schrijft ze op de muren "weerstand",
rood-zwart sjaaltje om haar schouders,
minirok,
Anaclara.
Vergeet de kindertijd
terwijl ze in de schone kunsten leert te groeien,
met rozenborsten zonder doornen,
zeewater,
Anaclara.
Ze is van water
wanneer de zoon verliefd wordt op de dorst
en als het kind haar een klaproos geeft
huilt ze alleen,
Anaclara.
Ze vindt nooit
omdat ze altijd zoekt naar manieren om niet te vinden,
hoewel ze weet dat het nieuwe veroverd moet worden,
anarchiste,
Anaclara.
Als ze gewond is
heeft ze van zo jong angst om te sterven
en dan plaatst ze doornen in de rozen,
vreesachtig,
Anaclara.
In de ochtend
weeft ze de weefsels van de twijfel,
nog naakt vraagt ze de spiegel
om advies,
Anaclara.
Ziekenhuizen
die de zoetheid van haar handen kennen,
de pijnen vergeten al bij het kijken,
fysiotherapie,
Anaclara.
Als de weg
Anaoscura altijd helder wil zien,
laat nooit los,
Anaclara, je gekte als metgezel,
je gekte van duiven bijna valken,
jouw passies,
Anaclara.