Kaimadalthas Nedstigning
Burzum
Kaimadalthas Nedstigning
Eikeachtige; toverstok.
Tovenaar met sleutel en masker,
naakt en wit, naar het graf,
alleen gekleed in onze wereld as.
Langs muren; lange, scherpe speren.
Op de banken harnassen van staal.
Hij sluipt binnen zonder geluid,
op de grond ligt as van het vuur.
Ik reis naar de diepten van de duisternis waar alles dood is.
In het donkere rijk van de heuvel,
daar zitten de stille doden.
Mag niet voor de angst wijken,
maar reizen naar de wereld van de verlaten.
Het dak bedekt met grote schilden,
helmen, riemen, messen en zwaarden;
boven de bruine aarde van de stenen hal
een wezen, een geest van een vrouw!
Ik reis naar de diepten van de duisternis waar alles dood is.
De gedaante van de seidman in de boom buiten,
hangt, zijn hoofd gebogen.
De koe bloedt, hoort het loeien,
de seidman lost zijn knopen.
De seidman haalt de gaven
die de bleke doden hem geven,
vanaf oude, donkere grafstenen
vindt hij het mooiste naar voren.
Ik reis naar Kelio.
Ik reis naar de diepten van de duisternis waar alles dood is.
Riem en harnas, taarten en kleren,
helmen en hemelse wapens,
runen en versregels, gedroogde bessen,
de deur naar het graf is open!
Van elfen, de wapens gesmeed,
voor de heldere herboren doden,
die vochten tegen de wolven
in de wereld die nu verlaten is.
Ik reis naar Kelio.
Ik reis naar de diepten van de duisternis waar alles dood is.